BACILLUS BECACTUS
Metaalbewerkers vindt men slechts in Delft,
Ze zijn zo dom, ongelooflijk stom.
En boerenzonen slechts in Wageningen,
Ze ruiken naar mest op hun paasbest.
In Groningen is ’t een provinciekliekje,
Ze zijn zo taai, onnoemelijk saai,
Dan is er nog het Roomse Katholiekje,
Ze zijn astrant, de pest van ’t land.
’t Ouwe Leiden heeft zijn tijd gehad,
Stijlloos brallend op zijn glibbergat,
En Amsterdam is muf en tam
En onherstelbaar afgezakt
En eenmaal buiten Utrecht is het allemaal bekakt.
Boven dit alles verheven
Staat de roemrijke Bisschopsstad (bis)
Maar ook in Utrecht is het ook niet alles
Steeds rozengeur en maneschijn.
’t Corps, dat vindt zich zelf hel gewichtig.
Ze zijn het niet, och laat ze maar.
Op UVSV zijn alleen maar vrouwen,
Er is geen kroeg, dat zegt genoeg!
Dan zijn er nog de holle Unitassers
Met hol gejoel, proletenboel!
SSR dat is den Heer gewijd,
Daarom is ’t dat iedereen het mijdt.
En Prometheus is nog niet erkend
En staat nog in zijn kinderhemd!
In een woord voor ons Veritas
Wijkt toch de hele bend.
Boven dit alles verheven
Staat ’t roemrijke Veritas
Staat ’t roem, staat ’t roem, staat ’t roemrijke Veritas!